De stal.

Onze Hampshires brengen het grootste gedeelte van het jaar door op de weide. Hun dikke vacht is een uitstekende isolatie. Veel moeilijker hebben onze dieren het daarentegen bij natte en koude weersomstandigheden en bij het ontbreken van  goed voer. In  de winterperiode is de grasvoorraad onvoldoende en moet er hooi bijgevoederd worden. Daarom moet er een stal voorzien worden, hij biedt niet alleen beschutting  maar vooral in de lammerperiode, die bij de Hampshire vroeg in het seizoen valt (december-januari), ook bescherming voor de werpende ooien en de lammetjes.

Indien je een stal wil bouwen, loop je best eens langs het gemeentehuis voor het aanvragen van een bouwvergunning.

Zolang de weersomstandigheden het toelaten kunnen de schapen in en uit de stal lopen. Het is niet nodig ze op te hokken, ze stellen het namelijk op prijs om zelf te bepalen wanneer en hoelang ze binnen of buiten wensen te verblijven. Bij zeer nat weer kan het aangewezen zijn om de stal te sluiten. Niet zozeer om de schapen te beschermen maar om het kapottrappen van de weide te voorkomen. Op het einde van de dracht is het toch beter om de dieren binnen te houden. Dit vereenvoudigt de controle, de hulp en de overlevingskansen van het lam.

De stal voorziet men van veel daglicht, hij moet tochtvrij en  goed geventileerd zijn. Zorg ook voor de nodige verlichting bij de lange winteravonden en nachten om het lammerproces goed te kunnen volgen. Voor de oppervlakte van een geschikte schapenstal geldt dat elk dier recht heeft op een minimum van twee vierkante meter.

Alle dieren moeten tegelijk kunnen eten. Daarvoor is een hooiruif  en een voederbaklengte nodig van 50 cm per volwassen dier. Deze worden op een hoogte van 50 cm gehangen. Het is interessant dat je een tussengang voorziet, zodat je tijdens het voederen niet bij de dieren moet komen.

Maak in de stal “tijdelijk” verschillende kraamhokken van elk vier vierkante meter. De ooi wordt daarin geplaatst vlak voor het lammeren, hierdoor wordt ze tijdens het lammeren niet gestoord door de andere dieren en de ooi-lam-verbinding komt beter tot stand. Na enkele dagen worden ze terug bij de groep gelaten. Ieder kraamhok voorziet men best van een warmtelamp om het opdrogen van de lammeren te bevorderen en afkoeling te voorkomen.

Als strooisel voldoet stro het best. Een goed droog strobed zorgt voor een betere lichaamstemperatuur bij de lammeren en dit heeft dan weer invloed op de groei. Laat de lammeren nooit nat liggen. Natte lammeren groeien slecht en zijn sneller vatbaar voor ziekten.

Wanneer de lammeren een leeftijd van twee weken hebben, kunnen we beginnen bijvoederen. We voorzien een opening van 25 ŕ 30 cm in de wand van de stal waardoor enkel de lammeren kunnen. In die voederplaats voorzien we een voederbak, hooiruif en een drinkemmer, maar aangepast aan de lammeren op een hoogte van 35 cm.

Voorzie aan de stal nog een ruimte die als opslagplaats kan dienen voor hooi, stro, gereedschap en krachtvoer voor uw dieren. Bewaar het krachtvoer in kunststof vaten met een deksel. Ratten en muizen lusten dit lekkers ook.

Terug naar Info.